Praktijkvoorbeeld: UK - De privatisering van de lekkerste delen van de NHS
Sinds het einde van de veertiger jaren kent Groot-Brittannië de "National Health Service". Een regeringsinstelling die wordt bekostigd uit de algemene middelen. Gezondheidszorg is niet-discriminerend, gratis en via een strikt medisch toelatingssysteem, voor iedereen toegankelijk.
Dat is de theorie. Zelfs Margaret Thatcher is er niet in geslaagd om de NHS te privatiseren, zoals wel is gebeurd met energie, water, openbaar vervoer, onderwijsinstellingen en huisvesting. Aan de rand van de logge NHS, treffen we echter wel privé-instellingen aan, die luxe-behandelingen aanbieden aan vermogende patiënten, die geen zin hebben in de lange wachtlijsten van de NHS.
Vandaag (22 januari 2006) wijdt 'Financial Times'-commentator Nicholas Timmins een artikel aan de plannen van de regering-Blair om grote delen van de gezondheidszorg te privatiseren. De 'FT' is een groot voorstander van marktwerking, dus we hebben hier niet met een vooringenomen standpunt van doen. De Engelse plannen gaan veel minder ver dan de Nederlandse: De gratis toegankelijkheid wordt behouden, zij het, dat via de huisarts (die daarvoor een virtueel budget heeft) een sluis is ingebouwd voor duurdere specialistische behandelingen.
Wat men wil bereiken is het verzelfstandigen van ziekenhuizen en ziekenhuis-combinaties in een soort tussenvorm tussen private ondernemingen en overheidsdiensten (foundation trusts). Verder zouden ambulance-diensten en thuiszorg (en intramurale zorg) verzelfstandigd kunnen worden.
Achtergrond is, dat de NHS-kosten zeer hoog oplopen en dat er grote ontevredenheid heerst over de lange wachtlijsten. Maar anders dan in Nederland, bestaat er grote omzichtigheid bij het debat over de voorwaarden, waaronder er geprivatiseerd kan worden. Dat is begrijpelijk, want de rampen bij de drinkwatervoorziening en bij het rail-beheer liggen nog vers in het Engelse geheugen.
Er zijn twee onopgeloste kernvragen:
Het is wonderlijk en verontrustend, dat Nederland heeft gedacht, voorop te kunnen lopen bij een algehele privatisering van de zorg. In vergelijking met het UK, waar men toch duidelijk meer geneigd is, ook onder de New Labour regeringen, om zijn heil te zoeken bij het particuliere bedrijfsleven, heeft men de problemen niet zo gemakkelijk willen wegwuiven als het trio Zalm-Hoogervorst-Wiegel (CZV-voorzitter) blijkbaar heeft gedaan. In Engeland komt het grote kapitaal van de verzekeringsbanken en bankverzekeraars er nog niet eens aan te pas.
Over een paar Nederlandse scenario's schrijven we morgen.
Sinds het einde van de veertiger jaren kent Groot-Brittannië de "National Health Service". Een regeringsinstelling die wordt bekostigd uit de algemene middelen. Gezondheidszorg is niet-discriminerend, gratis en via een strikt medisch toelatingssysteem, voor iedereen toegankelijk.
Dat is de theorie. Zelfs Margaret Thatcher is er niet in geslaagd om de NHS te privatiseren, zoals wel is gebeurd met energie, water, openbaar vervoer, onderwijsinstellingen en huisvesting. Aan de rand van de logge NHS, treffen we echter wel privé-instellingen aan, die luxe-behandelingen aanbieden aan vermogende patiënten, die geen zin hebben in de lange wachtlijsten van de NHS.
Vandaag (22 januari 2006) wijdt 'Financial Times'-commentator Nicholas Timmins een artikel aan de plannen van de regering-Blair om grote delen van de gezondheidszorg te privatiseren. De 'FT' is een groot voorstander van marktwerking, dus we hebben hier niet met een vooringenomen standpunt van doen. De Engelse plannen gaan veel minder ver dan de Nederlandse: De gratis toegankelijkheid wordt behouden, zij het, dat via de huisarts (die daarvoor een virtueel budget heeft) een sluis is ingebouwd voor duurdere specialistische behandelingen.
Wat men wil bereiken is het verzelfstandigen van ziekenhuizen en ziekenhuis-combinaties in een soort tussenvorm tussen private ondernemingen en overheidsdiensten (foundation trusts). Verder zouden ambulance-diensten en thuiszorg (en intramurale zorg) verzelfstandigd kunnen worden.
Achtergrond is, dat de NHS-kosten zeer hoog oplopen en dat er grote ontevredenheid heerst over de lange wachtlijsten. Maar anders dan in Nederland, bestaat er grote omzichtigheid bij het debat over de voorwaarden, waaronder er geprivatiseerd kan worden. Dat is begrijpelijk, want de rampen bij de drinkwatervoorziening en bij het rail-beheer liggen nog vers in het Engelse geheugen.
Er zijn twee onopgeloste kernvragen:
- hoe kan marktwerking economisch gunstig uitwerken (bezuinigingen) in een omgeving, waar ook (semi-)overheidsinstanties werken?
- hoe kan een aanvaardbaar niveau van zorg worden verzekerd, indien een belangrijk deel van de uitvoeringsbeslissingen wordt genomen op grond van bedrijfseconomische overwegingen?
- Moeten beide soorten inspecties worden gecombineerd, en, zo ja, kan dat wel?
Het is wonderlijk en verontrustend, dat Nederland heeft gedacht, voorop te kunnen lopen bij een algehele privatisering van de zorg. In vergelijking met het UK, waar men toch duidelijk meer geneigd is, ook onder de New Labour regeringen, om zijn heil te zoeken bij het particuliere bedrijfsleven, heeft men de problemen niet zo gemakkelijk willen wegwuiven als het trio Zalm-Hoogervorst-Wiegel (CZV-voorzitter) blijkbaar heeft gedaan. In Engeland komt het grote kapitaal van de verzekeringsbanken en bankverzekeraars er nog niet eens aan te pas.
Over een paar Nederlandse scenario's schrijven we morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten